De geschiedenis van de platbodem schepen
Platbodem schepen bestaan al een paar honderd jaar en vormen een belangrijk deel van de Nederlandse geschiedenis. Vandaag de dag kun je ze nog steeds meer dan 100 van deze schepen bewonderen.
Je kunt zelf mee varen op dit historisch erfgoed tijdens een vakantie op het Waddengebied of het IJsselmeer. Maar waar werden ze vroeger precies voor gebruikt en waarom hebben ze een platte bodem?
Ooit waren deze schepen de snelste en meest gangbare vorm van transport in Nederland en zelfs Europa. Naast zeilende vrachtschepen, zijn er ook heel wat type platbodems die voor de visserij gebouwd en gebruikt werden.
Er zijn door de eeuwen heen tientallen verschillende modellen en types platbodem schepen op heel wat plekken in Nederland van de werf gerold.
Wat is een platbodem
Een Platbodem is een schip -de naam zegt het al- met een platte bodem. In plaats van een kiel onder de boot voor stabiliteit en wendbaarheid, hebben deze schepen zij zwaarden.
Zij zwaarden zijn de grote vleugel achtige houten platen aan de zijkant van dit type schepen. Deze zijn nodig om het schip te kunnen manoeuvreren.
Deze schepen werden speciaal gebouwd voor de ondiepe Nederlandse rivieren, veengebieden, de Zuider- en de Noordzee. Hier hadden ze veel voordeel van vanwege weinig diepgang. Zonder kiel konden ze hele ondiepe plekken bereiken, met meer vracht varen en met de getijden zeilen.
Ook voor vissers in het Waddengebied hadden platbodems veel voordelen. Zij konden bij laagwater op zandbanken droogvallen en zodra het water opkomt weer loskomen. Iets dat met een kiel onmogelijk is.
Er bestaan veel verschillende soorten platbodems. Maar ruwweg kun je ze onderscheiden in platbodems gemaakt om vracht [en personen] te vervoeren en schepen die werden gebouwd en gebruikt voor de visserij. De schepen werden tijden lang overal in Nederland ingezet als zijnde het meest gangbare, wendbare en snelste vervoer. Iedere streek kende dan ook zijn eigen modellen, types en ‘beroemde’ werven.
De geschiedenis van de platbodem
De geschiedenis van platbodems en schepen in het algemeen, gaat ontzettend ver terug.
Bewijsmateriaal uit het Oude Egypte laat zien dat de Egyptenaren al wisten hoe planken van hout in een waterdichte schil veranderd konden worden tot een drijvend geheel.
De schepen uit die tijd waren ongeveer 25 meter lang en hadden een enkele mast met een vierkant zeil. Schepen van gelijk model werden ook door de Grieken en de vikingen gebouwd.
Tot in de 19de eeuw werden schepen van hout gebouwd. Pas halverwege de 19de eeuw begonnen ze schepen te bouwen van ijzer. IJzer werd vanwege de gunstige eigenschappen op zijn beurt al weer snel verdrongen werd door staal. Staal was beter bestand tegen bewegende krachten bijvoorbeeld.
De verschillende soorten platbodems
Door de eeuwen heen werden verschillende soorten platbodems ontwikkelt die elk zijn unieke vaareigenschappen had.
1. Het werkpaard de Tjalk
De Tjalk was in de 18de en 19de eeuw het werkpaard van Nederland. Een soort manusje-van-alles van het transport op het water. Met grote exemplaren werd ook kustvaart bedreven.
Ze kwamen daarom ook niet alleen voor in Nederland maar in een gebied dat zich uitstrekt van de Oostzee tot Noord-Frankrijk en Engeland.
2. Het vrachtschip het Skutsje
Een skûtsje (Fries voor ‘schuitje’) is een houten of stalen Friese tjalk gebouwd voor het vervoer van vracht in Friesland. Afhankelijk van het seizoen vervoerden ze mest, terpaarde, aardappelen en andere bulkgoederen. De schipper en zijn gezin woonden aan boord van hun skûtsje.
De meeste skûtsjes waren niet langer dan 20 meter en de breedte werd afgestemd op de sluis en brug maten in het gebied waar het moest varen.
Deze scheepjes waren gebouwd om te zeilen en waren dan ook niet voorzien van een motor. Pas in de loop van de vorige eeuw kregen deze schepen een hulpmotor en pas na de tweede wereldoorlog werden de zeilen vervangen door motoren.
De skûtsjes verdwenen helemaal van het water als vrachtschip toen de grote motorschepen in zwang kwamen in de binnenvaart. Deze konden vele honderden tonnen lading meenemen en maakte de kleine sierlijke skûtsjes overbodig.
3. De robuuste Oostzeetjalk
Waar het Skûtsje Frieslands trots was, werd in Groningen de Oostzee tjalk veel robuuster gebouwd. Oostzee tjalken zoals de Lotus hadden ook afmetingen tot maximaal 25 meter en vaak ook maar één mast, maar waren veel steviger en zwaarder in uitvoering.
De Oostzee tjalk kon in tegenstelling tot het skûtsje ook op zee varen. Dicht langs de kust voeren ze vaak met mensen of specifieke vracht van kustplaats naar kustplaats.
Een Oostzee tjalk kon wel tegen een stootje. Zo zijn dit soort authentieke tjalken hoger, zwaarder en zeewaardiger dan het Friese type. Er zijn naast het Skûtsje en de Oostzee tjalk nog een heleboel andere varianten Tjalken gebouwd, allen met specifieke eigenschappen voor het gebied waarin zij voeren en voor het soort vracht dat zij vervoerden.
4. De snelle Klippers
Uiteraard stammen klippers heus ook wel van de eerste schepen af maar de klipper is in tegenstelling tot de Tjalk een veel jonger schip en direct gebouwd van staal. Dit schip kent geen houten voorvader en werd in het leven geroepen omdat het een sneller, groter en goedkoper te bouwen boot was.
Het model werd afgekeken van de snelle Theeklippers die vanuit het verre Oosten Thee, specerijen en levensmiddelen in record tempo vervoerden naar Europa.
De bekendste voorbeelden hiervan zijn de Thermopylae en de Cutty Sark. Nederland onderscheidde zich door een platbodem model te bouwen naar voorbeeld van deze grote jongens.
Hier werd grofweg aan het einde van de 19de eeuw mee begonnen. In eerste instantie werden ze nog voor de zeilvracht gebouwd, vaak met twee masten. Ze waren zo nog concurrerend met de opkomst van de stoomboten. Wind was immers gratis en steenkolen waren duur.
Echter tussen de twee wereldoorlogen, werden veel klippers voorzien van dieselmotoren en ‘‘verloren” hun masten. De laatste klipper bedoelt als vrachtschip rolde in 1925 van de werf.
De Zeeuwse en de Friese Klippers
In tegenstelling tot de tientallen varianten tjalken, zijn er van de klipper eigenlijk maar twee verschillende hoofdvarianten. Dit zijn de Zeeuwse en de Friese Klippers die in specifieke gebieden en met een duidelijk doel gebouwd zijn.
Bij zeilen en zeilschepen denk je al gauw aan Friesland, het Waddengebied en het noorden van Nederland. Maar in de tijd dat de tjalken en klippers het belangrijkste transportmiddel van de lage landen was, gold dat voor alle delen van Nederland.
1. De Zeeuwse klipper
Van een heel ander kaliber is de Zeeuwse klipper. Gebouwd in het Zuiden om mee de zee op te kunnen en met name mensen te vervoeren. De Zeeuwse klipper is slechts Zeewaardig tot op zekere hoogte. Daarom varen ze meestal alleen langs de kust.
Alleen bij een kalme Oostenwind en rustige zee varen ze iets verder uit de kust. Dit is meestal alleen mogelijk in de zomer maanden. Tegen ruw water en stevige storm zijn de romp van een platbodem en de zij zwaarden niet opgewassen.
2. Friese Klipper
Uiteraard ging de vooruitgang ook door en werden er grotere, snellere vrachtschepen gebouwd. In Friesland werd een klipper gebouwd, die mede door de manier van bouwen wellicht niet zeewaardig was, maar wel degelijk veel meer vracht kon vervoeren dan de eerder genoemde skutsjes.
De Friese klipper was een goed schip voor de zo genoemde beurtveer. Dit was een vorm van scheepvaart, waarbij passagiers, vracht en vee volgens een dienstregeling langs een vast traject werden vervoerd. Het was het eerste openbaar vervoer in Nederland.
In de 19de eeuw vertrokken er wekelijks ruim 800 Friese Klippers als beurtveer vanuit Amsterdam naar bijna alle windrichtingen van Nederland.
Tegenwoordig is de Beurtveer er nog in de vorm van een zeilwedstrijd waarbij de oude routes, zonder het gebruik van motor zo snel mogelijk in bepaalde volgorde moeten worden afgelegd.
Zeilen op Antieke schepen in Nederland
Vandaag de dag kun je nog altijd mee zeilen op de verschillende type platbodem vracht- en vissersschepen van weleer.
Zo is de Lotus een Oostzee tjalk uit 1889 met nog altijd een paar details die stammen uit die tijd.
De Waterwolf is een tweemast Klipper gebouwd in 1899. Zij heeft met en zonder masten dienst gedaan als vrachtschip en is zelfs ooit verlengd geweest tot 44 meter. Vandaag de dag vaart zij in originele lengte, met gasten over het IJsselmeer en de Waddenzee.